- Barajar
ActivarDesactivar
- Alphabetizar
ActivarDesactivar
- Frente Primero
ActivarDesactivar
- Ambos lados
ActivarDesactivar
- Leer
ActivarDesactivar
Leyendo...
Cómo estudiar sus tarjetas
Teclas de Derecha/Izquierda: Navegar entre tarjetas.tecla derechatecla izquierda
Teclas Arriba/Abajo: Colvea la carta entre frente y dorso.tecla abajotecla arriba
Tecla H: Muestra pista (3er lado).tecla h
Tecla N: Lea el texto en voz.tecla n
Boton play
Boton play
95 Cartas en este set
- Frente
- Atrás
aandoen
|
deed aan / deden aan
|
aankomen
|
kwam aan / kwamen aan
|
afwassen
|
waste af / wasten af
|
bakken
|
bakte / bakten
|
beginnen
|
begon / begonnen
|
begrijpen
|
begreep / begrepen
|
behangen
|
behing / behingen
|
bewegen
|
bewoog / bewogen
|
bezoeken
|
bezocht / bezochten
|
bijten
|
beet / beten
|
blazen
|
blies / bliezen
|
blijven
|
bleef / bleven
|
breken
|
brak / braken
|
brengen
|
bracht / brachten
|
denken
|
dacht / dachten
|
doen
|
deed / deden
|
dragen
|
droeg / droegen
|
drinken
|
dronk / dronken
|
eten
|
at / aten
|
gaan
|
ging / gingen
|
genezen
|
genas / genazen
|
geven
|
gaf / gaven
|
gieten
|
goot / goten
|
hangen
|
hing / gingen
|
hebben
|
had / hadden
|
helpen
|
hielp / hielpen
|
houden (van)
|
hield / hielden
|
innemen
|
nam in / namen in
|
kiezen
|
koos / kozen
|
kijken
|
keek / keken
|
komen
|
kwam / kwamen
|
kopen
|
kocht / kochten
|
krijgen
|
kreeg / kregen
|
kunnen
|
kon / konden
|
laten
|
liet / lieten
|
lezen
|
las / lazen
|
liggen
|
lag / lagen
|
lopen
|
liep / liepen
|
meenemen
|
nam me / namen me
|
moeten
|
moest / moesten
|
mogen
|
mocht / mochten
|
nakijken
|
keek na / keken na
|
nemen
|
nam / namen
|
onderzoeken
|
onderzocht / onderzochten
|
ontbijten
|
ontbeet / ontbeten
|
opstaan
|
stond op / stonden op
|
oversteken
|
stak over / staken
|
reijden
|
reed / reden
|
roepen
|
riep / riepen
|
scheiden
|
scheidde / scheidden
|
schijnen
|
de zon scheen
|
schrijven
|
schreef / schreven
|
slapen
|
sliep / sliepen
|
sluiten
|
sloot / sloten
|
snijden
|
sneed / sneden
|
spreken
|
sprak / spraken
|
springen
|
sprong / sprongen
|
staan
|
stond / stonden
|
steken
|
stak / staken
|
sterven
|
stierf / stierven
|
strijken
|
streek / streken
|
treffen
|
trof / troffen
|
trekken
|
trok / trokken
|
uitdoen
|
deed uit / deden uit
|
uitgaan
|
ging uit / gingen uit
|
uittrekken
|
trok uit / trokken uit
|
vallen
|
viel / vielen
|
varen
|
voer / voeren
|
verbieden
|
verbood / verboden
|
vergeten
|
vergat / vergaten
|
verkopen
|
verkocht / verkochten
|
verliezen
|
verloor / verloren
|
verstaan
|
verstond / verstonden
|
vertrekken
|
vertrock / vertrokken
|
vervangen
|
verving / vervingen
|
vinden
|
vond / vonden
|
vliegen
|
vloog / vlogen
|
voorkomen
|
voorkwam / voorkwamen
|
vragen
|
vroeg / vroegen
|
vriezen
|
het vroor
|
wassen
|
waste / wasten
|
wegen
|
woog / wogen
|
weten
|
wist / wisten
|
wijzen
|
wees / wezen
|
willen
|
wou / wilde / wilden
|
winnen
|
won / wonnen
|
worden
|
werd / werden
|
zeggen
|
zei / zeiden
|
zien
|
zag / zagen
|
zijn
|
was / waren
|
zingen
|
zong / zongen
|
zitten
|
zat / zaten
|
zoeken
|
zocht / zochten
|
zullen
|
zou / zouden
|
zwemmen
|
zwom / zwommen
|