• Barajar
    Activar
    Desactivar
  • Alphabetizar
    Activar
    Desactivar
  • Frente Primero
    Activar
    Desactivar
  • Ambos lados
    Activar
    Desactivar
  • Leer
    Activar
    Desactivar
Leyendo...
Frente

Cómo estudiar sus tarjetas

Teclas de Derecha/Izquierda: Navegar entre tarjetas.tecla derechatecla izquierda

Teclas Arriba/Abajo: Colvea la carta entre frente y dorso.tecla abajotecla arriba

Tecla H: Muestra pista (3er lado).tecla h

Tecla N: Lea el texto en voz.tecla n

image

Boton play

image

Boton play

image

Progreso

1/151

Click para voltear

151 Cartas en este set

  • Frente
  • Atrás
aandoen - usar
deed an / deden aan
aankomen - llegar
kwam aan / kwamen aan
aantrekken - atracción
trok aan - trokken aan
afspreken - citar
sprak af - spraken af
afwassen - fregar
waste af / wasten af
bakken - freír
bakte / bakten
bederven - estropear
bedierf - bedeierven
beginnen - comenzar
begon / begonnen
begrijpen - entender
begreep / begrepen
behangen - empapelar
behing / behingen
besluiten - decidir
besloot - besloten
bestaan - existir
beston - bestonden
bewegen - mover
bewoog / bewogen
bezoeken - visitar
bezocht / bezochten
bidden - rezar
bad - badden
bieden - ofertar
bood - boden
bijten - morder
beet / beten
binden - atar
bond - bonden
blazen - soplar
blies / bliezen
blijken - aparentar / aclarar
bleek - bleken
blijven - permanecer
bleef / bleven
breken - romper
brak / braken
brengen - traer
bracht / brachten
buigen - inclinar
boog - bogen
denken - pensar
dacht / dachten
doen - hacer
deed / deden
dragen - usar
droeg / droegen
drinken - beber
dronk / dronken
duiken - bucear
dook - doken
dwingen - presionar
dwong - dwogen
eten - comer
at / aten
fluiten - chiflar
floot - floten
gaan - ir
ging - gingen
genezen - sanar
genas / genazen
genieten - disfrutar
genoot - genoten
geven - dar
gaf / gaven
gieten - echar líquido
goot / goten
grijpen - agarrar
greep - grepen
hangen - colgar
hing / hingen
hebben - tener
had / hadden
helpen - ayudar
hielp / hielpen
heten - llamada
heette - heetten
houden - mantener
hield / hielden
inbreken - robar
brak in / braken in
inladen - cargar
laadde - laadden in
innemen - ocupar
nam in / namen in
inschrijven - inscribir
schreef in / schreven in
invullen - rellenar
vulde in - vulden in
kiezen - elegir
koos / kozen
kijken - mirar
keek / keken
klimmen - escalar
klom / klommen
klinken - sonar
klonk - klonken
komen - venir
kwan / kwamen
kopen - comprar
kocht / kochtten
krijgen - recibir
kreeg / kregen
kunnen - poder
kon / konden
lachen - reír
lachte / lachten
langskomen - pasar visitar
kwam langs - kwamen langs
laten - dejar
liet / lieten
lezen - leer
las / lazen
liegen - mentir
loog - logen
liggen - poner horizontal
lag / lagen
lijken - parecer
leek - leken
lopen - caminar
liep / liepen
meebrengen - traer
bracht mee - bracthen mee
meegaan - acompañar
ging me / gingen mee
meenemen - llevarse
nem mee / nemen mee
moeten - tener
moest / moesten
mogen - poder
mocht / mochten
nadenken - reflexionar
dacht na - dachten na
nakijken - verificar
keek na / keken na
nemen - tomar
nam / namen
onderzoeken - investigar
onderzocht / onderzochten
ontbijten - desayunar
ontbeet / ontbeten
ontbreken - falta
ontbrak - ontbraken
ontstaan - surgir
ontstond
ophangen - colgar
hing op - hingen op
opschieten - disparar
schoot op - schoten op
opstaan - levantarse
stond op - stonden op
optreden - actuar
trad op - traden op
overgeven - devolver
gaf over - gaven over
oversteken - cruzar
stak over - staken over
overvallen - asaltar
overviel / overvielen
rijden - manejar
reed / reden
roepen - gritar
riep / riepen
ruiken - oler
rook - roken
scheiden - separar
scheidde / scheidden
schenken - servir/ regalar
schonk - schoken
schieten - disparar
schoot - schoten
schijnen - brillar
scheen
schrijven - escribir
schreef / schreven
schrikken - asustar
schrok - schrokken
schuiven - deslizar
schoof - schoven
slaan - golpear
sloeg - sloegen
slapen - dormir
sliep / sliepen
sluiten - cerrar
sloot / sloten
snijden - cortar
sneed / sneden
spreken - hablar
sprak / spraken
springen - saltar
sprong / sprongen
staan - estar
stond / stonden
steken - clavar
stak / staken
stelen - robar
stal / stalen
sterven - morir
stierf / stierven
stijgen - subir
steeg / stegen
stinken - apestar
stonk - stonken
strijken - planchar
streek / streken
thuiskomen - ir a casa
kwam thuis - kwamen thuis
treffen - alcanzar
trof / troffen
trekken - halar
trok / trokken
uisteken - sacar
stak uit / staken uit
uitdoen - quitar
deed uit /deden uit
uitgaan - salir
ging uit / gingen uit
uitladen - descargar
laadde uit - laadden uit
uitsteken - desencajar
stak uit / staken uit
uittrekken - quitar
trok uit / trokken uit
vallen - caer
viel / vielen
vangen - capturar/ trancar
ving - vingen
varen - navegar
voer / voeren
vechten - luchar
vocht - vochten
verbieden - prohibir
verbood / verboden
verdwijnen - desaparecer
verdween - verdwenen
vergeten - olvidar
vergat / vergaten
verkopen - vender
verkocht / verochten
verliezen - perder
verloor / verloren
verstaan - entender
verstond / verstonden
vertrekken - partir
vertrok / vertrokkeen
vervangen - sustituir
verving / vervingen
vinden - encontrar
vond / vonden
vliegen - volar
vloog / vlogen
voorkómen - prevenir
voorkwam / voorkwamen
vóórkomen - sucedido
kwam voor - kwamen voor
vragen - preguntar
vroeg / vroegen
vriezen - congelar
het vroor
wassen - lavar
waste / wasten
wegen - pesar
woog / wogen
weten - saber
wist / wisten
wijzen - señalar
wees / wezen
willen - desear
wou / wilde / wilden
winnen - ganar
won / wonnen
worden - convertir
werd / werden
zeggen - decir
zei / zeiden
zenden - enviar
zond - zonden
zien - ver
zag / zagen
zijn - ser
was / waren
zingen - cantar
zong / zongen
zinken - hundir
zonk - zonken
zitten - sentar
zat zaten
zoeken - buscar
zocht / zochten
zullen - (prefijo futuro)
zou / zouden
zwemmen - nadar
zwom / zwommen
zwijgen - callar
zweeg - zwegen